Je weet me iedere keer weer te verbazen of Jezus ik wist niet dat je dit ook kon, ik wist niet eens dat je schilderde. Het was dan wel enkele jaartjes geleden dat ik in Haarlem exposeerde. Zo lang dat het ook voor mij best een beetje op debuteren leek. Nog voor de opening van de expositie had ik een aantal werken op mijn blogspot gezet en ik raakte dan ook lichtelijk nerveus van de eenregelige mail van mijn mede-exposante Pam Emmerik. "Gelukkig vinden we je schilderijen mooi mop." Met dat wij bedoelde Pam natuurlijk zichzelf en haar man Pjotr, maar wat bedoelde zij met dat woord gelukkig? Zou de altijd voor de nar klaarliggende zweep dan nu echt gebruikt gaan worden? Nee, overdrijf nou niet. In zo'n kleine gelegenheidsgalerie als die van lijstenmaker Mark Keppel moeten de uitgesproken werken natuurlijk wel bij elkaar passen... Helemaal gerust was ik er niet op. Was Pjotr niet jarenlang adviseur kunstaankopen geweest van Hare Majesteit de Koningin zelve? Oef. Extra gelukkig dus dat uit een volgend telefoongesprek bleek dat de mail slechts als een bemoediging bedoeld was. "Mooi, mooi, mooi en Pjotr vindt dat ook en die kan héél héél kritisch zijn." Onze eigen opening viel samen met de grote officiële opening van de Stripdagen Haarlem 2010 en werd ondanks dat heel druk bezocht. De mensen stonden zelfs op straat. Verkeer kon er nauwelijks door en toen ik Thé Tjong-Khing van zijn fiets af zag stappen dacht ik o jee die moet ik even helpen. Khing, winnaar van de prestigieuze Max Velthuijsprijs, zo'n beetje de P.C. Hooftprijs op het gebied van illustraties van kinderboeken, moest, zo spinde ik, natuurlijk op de grand opening zijn. Ik maande het publiek opzij te gaan en hem doorgang te verlenen. Maar daar moest hij om lachen. "Man, ik kom speciaal voor jou." Er waren allerlei soorten mensen en logisch dat er ook verschillende reacties zouden zijn. Ik was natuurlijk best benieuwd wat de dichters en het overige kunstenaarsvolk er van zouden vinden. De multitalenten Anne Vegter en Peggy Verzett vonden het geloof ik wel mooi. Peggy was vooral gecharmeerd van het keramiek en de tekeningen. Werk dat in snelle streken is opgezet, waar van alles en nog wat gebeurt, waar tekenen en schilderen in elkaar overgaan, werk dat nog maar eens een ommetje maakt en maar niet wil voltooien. Wat af is, is niet gemaakt! Schilder en vriend Harm van Ee noemde me gekscherend de nieuwe Chagall. Waarmee hij hoogstwaarschijnlijk doelde op mijn met acrylverf geschilderde doekje getiteld Glas-in-loodraam. Een grapje mijnerzijds waarin onder meer een grote blauwe olifant figureert. Een canvas waarop ik vooral met de kadrering speel. Anders dan in een gemiddelde strip is er geen duidelijke focus en zal de kunstkijker zich hier precies moeten afvragen waar hij zich bevindt, waar hij naar kijkt, of dat bij voorbeeld een binnenwaartse of buitenwaartse blik is. Harm heeft kennelijk vooral naar de kleuren gekeken. Toch is Chagall lang geen gekke keuze. Chagall die wereldberoemd is om zijn gebrandschilderde ramen. Maar dit raam is wel heel speciaal. Het is een raam dat ook naar zichzelf kan kijken. De maker komt er in voor, die kijkt van buiten naar binnen, maar ook de Bavokerk zelf. Naast de kerk komt een fraai halsgeveltje in actie. Pikt het zeker niet langer, draagt bokshandschoenen! Neen niet doen, straks ligt het schilderij nog in gruzelementen. Maar er waren meer reacties op de drie stripschilderijtjes van 30 x 30 cm. Zo maakte de kunstcriticus en publicist Aart van der Kuyl me weer een ander compliment. Hij zag geen Chagall in me maar vergeleek me met de Jonge Italianen uit de jaren Tachtig van de vorige eeuw. In Duitsland kennen we ze als de Neue Wilden. Wild, neo-expressionistisch, min of meer figuratief met als bindmiddel de persoonlijke emoties van de maker. Tjeempie! Van schrik kwamen we samen maar niet op de naam van een van hun misschien wel meest poëtische voorgangers Enzo Cucchi (nee niet die Italiaanse voetballer!). Wel kende ik de naam die met de Jonge Italianen in Nederland geassocieerd wordt. Ik kon het maar niet uit mijn mond krijgen. Jezelf daar mee durven te vergelijken. Welnee, dat kan niet. Dat doe je niet met prima donna's en zo'n beschermheilige is René Daniëls voor mij. Daniëls die ook al een van de superhelden is van Pam en Peggy. Terwijl er onder het bezielend en wakend oog van huisgeest Duende weer een nieuwe schaal tapas binnenkwam besefte ik dat Duende een naam heeft en dat zijn initialen luiden R.D. Kippenvel, waanzinnig toeval. Want er is nog een R.D. en wel mijn eigen R.D. Op twee schilderijtjes komen Duende en hij samen voor. Dan herinner ik me het cadeautje van Branca, de moeder van Pam. Enkele maanden geleden verraste ze mij met een prachtige verzameling wit op zwart tekeningen van René Daniëls, op ware grootte gepubliceerd, waarin de kunstenaar speelt met de afbeeldingen en met de schilderkunst zelf. Een prachtig geschenk na een wijnovergoten kennismaking waar ik Pam prees om haar eigenlijk met niets te vergelijken schilderkunst maar waarbij toch herhaaldelijk de naam van Daniëls viel. Ik keek er dan ook niet van op. Het nawoord in deze uitgave was van Pam, die in 1985 een van de studenten van René was. Ze roemt de gelaagdheid van Daniëls beelden en noemt hem een ware magiër. Zoals hij iedere keer weer het moment van kortsluiting tussen zien en denken weet te vatten! Ik zie mij lopen naar de papierkast. Er moet nog iets geschreven worden. En wie weet komt er ook nog een mooie tekening van.